Crossparkoersbouwer Johan Janszen: ‘Dit is mijn roeping’

De succesvolle veldritten op de Nedereindse Berg zouden niet bestaan zonder parkoersbouwer Johan Janszen. Met veel toewijding zet hij elk najaar parkoersen uit voor veldritten op club-, regionaal en nationaal niveau. Geen rondje is hetzelfde. Wat beweegt kleine-Johan-met-de-grote-laarzen om bij nacht en ontij met paaltjes en linten door de blubber te glibberen?

Het is episch koud, nat en stormachtig als we elkaar ontmoeten op de Nedereindse Berg. Echt crossweer. Johan is er al, uiteraard. Hij is in de weer met linten en hekken. IJsmuts op, een winterjack van Giant aan. De bekende groene laarzen om de sterke kuiten. “De Berg” ligt er verzopen bij na dagenlange sneeuwval. Het smeltwater zoekt het laagste punt op. Op de minst natte stukken verplaatst Johan wat paaltjes met het oog op de jeugdcross van de Midden-Nederland Competitie van komende zondag. ‘Je kunt die kinderen niet naar de achterkant van het parkoers sturen’, zegt hij. ‘Als er iets gebeurt, moeten ouders in de buurt zijn.’

Overpeinzingen

Het tekent de nauwgezetheid van Johan dat hij aan zulke details denkt. Later zal hij zeggen: ‘Ik ben een verzorgend type. Ik denk ook aan anderen en niet alleen aan mezelf.’ Deze week, vóór de clubcross op zaterdag en de MNC op zondag heeft hij het extra druk. Die drukte is al een kleine week geleden begonnen op zaterdagavond. ‘Na elke zaterdagse clubcross peins ik thuis over hoe het parkoers de volgende week anders en beter kan. Ik probeer het altijd aantrekkelijk te houden voor onze vaste deelnemers en voor de bezoekers van de Midden-Nederland Competitie. Enkele jaren geleden was ons MNC-rondje te zwaar door veel bagger en klimmetjes. Tegenwoordig zitten er meer vlakke stukken in. Herstelmomenten.’

Ook beetje trainer

Als parkoersbouwer voelt Johan zich indirect ook een beetje trainer. ‘Ik bouw een parkoers om renners trainingsvormen aan te leren. Daarom verander ik elke week kleine dingetjes. Dat geeft elke keer weer een leerprikkel om anders te sturen, te dalen of te klimmen. Ik vind dat elk parkoers gevarieerd en geschikt moet zijn voor beginners en gevorderden.’ Vanwege het vele smeltwater moet Johan deze keer nog iets verzinnen voor de extreem natte plekken. ‘Anders ben je na één ronde al nat en koud’, zegt hij, denkend aan de renners.

Werkweek

Na zijn overpeinzingen op zaterdagavond trekt Johan maandagavond en dinsdagavond met een fietskar plus een grote lamp naar de Berg om – volgens het bedachte plan – paaltjes, linten, banden en hekken te verplaatsen. Op vrijdagavond maakt hij een inspectieronde en moet hij soms nog wat dingen aanpassen, bijvoorbeeld omdat ergens een dikke wortel of kuil blijkt te zitten. En op zaterdagochtend vanaf acht uur maakt Johan het karwei helemaal af. Daarna start hij om 11 uur in de C-klasse. In weekends met dubbele crossen last hij op zaterdagmiddag en zondagochtend nog een extra werkronde in.

Mooie berg

Best veel werk, parkoersbouwer zijn. Waarom doet Johan dat toch allemaal en ook nog eens in zijn uppie? ‘In het najaar loop ik per week zo’n twintig tot vijfentwintig uur op de Berg rond. Dat is een dot werk. ’s  Zomers maai ik de crossroutes regelmatig, zodat de ondergrond al wat vaster wordt. Ik vraag me wel eens af of ik dat werk het volgend seizoen nog zal doen. Maar toch, dit is mijn roeping. Ik wil dit. Ik ben helemaal wég van het veldrijden, al sinds mijn jeugd. En hier ligt zo’n mooie berg met heel veel mogelijkheden. Die kans raap ik graag op. De cross moet elk jaar kunnen doorgaan, vind ik. Ook voor mijzelf, want ik doe lekker mee. Ik kan je zeggen dat opbouwen en fietsen ten koste van de fietsprestaties gaat. Dit seizoen ben ik van de B-klasse naar de C-klasse overgestapt, zodat ik wat korter hoef te rijden. Nu gaat het goed, want ik sta eerste in het tussenklassement.’

Onzichtbare drijfveer

Dat er wekelijks zoveel renners op de cross afkomen is voor Johan een stimulans. Hij geniet van de gemoedelijke sfeer tussen de deelnemers en de juryleden. Dat zichtbare plezier doet hem goed. En er is nog iets wat hem drijft, iets onzichtbaars. ‘Jaren terug heb ik angst- en paniekaanvallen en depressies gehad. Ik zat soms diep in de put. Maar daar wilde ik per se uit komen. En het parkoersbouwen is mijn therapie. Hier kan ik lekker alleen mijn ding doen. Ik voel dat die aanpak voor mij persoonlijk werkt. Ik vergelijk het met een tocht van honderd kilometer. Ik ben begonnen bij de eerste meter. En nu zit ik ongeveer op kilometer 65. Het mooie is dat ik er de laatste jaren ook beter van ga fietsen. Op de weg en in het veld.’

Champagne

Met zijn poten bijna dagelijks in de klei kent Johan de Berg als geen ander. ‘Een stukje natuur’, zo omschrijft hij het gebied kort en krachtig. ‘En daar wil ik rekening mee houden. Soms moet het parkoers een kleine omweg maken, uit respect voor de begroeiing of de kwetsbare ondergrond. ‘Wist je dat er op het bovenste plateau een soort zinkgat ontstaat, vol moerassig gras? In de wedstrijd rijden we eromheen, als over de rand van een krater.’ Johan herinnert zich een Oudejaarsavond toen hij met zijn vrouw Tanja – en een fles champagne – op de top naar het vuurwerk in Utrecht, Nieuwegein en IJsselstein heeft gekeken. Zoiets doe je alleen met veel terreinkennis.

Waar blijft de jeugd?

Het valt hem op dat de toch talrijke jeugdrenners van Het Stadion zo weinig gebruik maken van de prachtige crossmogelijkheden. ‘Wat zou het leuk zijn als ze in september en oktober lekker speels op mountainbikes zouden komen trainen. De MTB’s staan er klaar voor in een container. Nadien kunnen ze de echte trainingen hervatten op de wielerbaan.’

Verzoek

En dan heeft onze parkoersbouwer nog een bescheiden verzoek aan zijn crossende Stadioncollega’s. ‘Ik neem het niemand kwalijk dat hij of zij niet helpt bij het opbouwen. Maar na elke cross zou ik wel graag hulp krijgen om wat spulletjes aan de kant te zetten, autobanden en zo. Zodat de wegrenners aan de slag kunnen. Dat zou me heel wat tijd schelen. Want ik ben dan ook moe, hoor.’ Wie meldt zich zaterdag?

Tekst en foto’s: Rogier Wiercx